Vliegeren met vliegers van vliegerpapier van Vliegen



Carnavalsdinsdag 2011, een mooie dag met een temperatuur van rond de twaalf graden, bijna
windstil en wij, mijn kleinzoon en ik, komen op het idee om uitgerekend op een dag als vandaag onze laatste aanwinst, een matrasvlieger te gaan uitproberen.
Waar kun je dat beter doen dan op de Gulperberg. Aan het einde van de vorige zomer hadden we deze gekocht en zo lang bewaard om ooit een keer te gaan uitproberen. We hadden via internet al diverse filmpjes bekeken hoe je met zo’n vlieger moest omgaan en wat je er allemaal voor kunstjes mee kon uithalen.
Het herinnert mij aan mijn eigen jeugd toen ik als jochie samen met mijn vader, destijds in de leeftijd die ik nu heb, samen een eigen vlieger maakte. Bij de houtzagerij van Lemmens in de Verlengde Nieuwstraat, toentertijd ook al de Langeberg genoemd, gingen we lattenwerk halen voor de vlieger. Tegenwoordig zou je daarvoor naar de Bouwmarkt gaan want zagerijen in die vorm als toen, bestaan vandaag de dag niet meer. Het zijn tegenwoordig “zaagfabrieken” waar de
zogenaamde panlatten gezaagd worden.
Dus gingen we destijds naar de zagerij en vroegen daar om een beetje afval dat we voor niks konden krijgen. Pap zei dan altijd, je moet naar afval vragen want dat is iets wat ze weggooien, ze kunnen daar niks meer mee. Als je vraagt naar latten, dan vragen ze geld daarvoor en dan wordt de vlieger te duur. Eigenlijk bedoelde hij dat we niet zo veel geld hadden om dit zo maar aan vliegers uit te geven. Hij was maar een gepensioneerde mijnwerker die met zijn jonge gezin
moest rondkomen van een pensioentje en van een paar oude guldens die hij nog als aanvulling op zijn AOW kreeg over een periode dat hij in de tijd rond de Eerste Wereldoorlog in Duitsland gewerkt had.
Zo gezegd, zo gedaan. De oude heer Lemmens vroeg gelukkig niets voor het afvalmateriaal en wij hadden de basis bij elkaar om een eigen vlieger te maken.
De latten werden thuis op maat gezaagd en we gingen buiten aan de slag. Binnen was hiervoor geen plaats want we maakten natuurlijk geen kleine vlieger! De langste lat was rond de één meter en de lengte van de dwarslat werd daarop aangepast zodat het een mooi geheel vormde. Ik ben er nooit achter gekomen hoe mijn vader dat “berekende” maar volgens mij had hij een heilig oog voor zulke afmetingen. Hij gebruikte hierbij ook geen duimstok of andere meetapparatuur.
Die hadden we gewoonweg niet.
Als de basis, het lattenwerk met vliegertouw aan elkaar bevestigd was, gingen we naar binnen, naar moeder want we hadden nu geld nodig. Mijn vader had wel een eigen beurs maar veel meer dan een medaille van Onze Lieve Vrouw zat daar niet in. Dus uit die schatkist konden we niet putten en gingen we naar binnen om aan moeder te vragen of we geld konden krijgen om vliegerpapier te kopen. Voor dit vliegerpapier, een soort papier dat net iets steviger was dan krantenpapier en leek alsof er een laagje plastic overheen zat, moesten we naar de gezusters
Vliegen.
Deze gezusters Vliegen hadden toentertijd in Gulpen een winkeltje op de hoek van de Nieuwstraat en de Rijksweg. Ze verkochten eigenlijk alles waar de mensen om vroegen, van snoepgoed tot bezemstelen, van dweilen tot boodschappentassen.
En dus ook in de zomer vliegerpapier!
Tegelijkertijd kochten we ook vliegertouw want dat hadden we nodig om de vlieger in de lucht te krijgen. Eerst werd er een stuk vliegertouw van het rolletje afgeknipt om de uiteinden van het lattenwerk van de vlieger met elkaar te verbinden. Dat was voor de stevigheid en vooral om het vliegerpapier goed te kunnen bevestigen. De lijm die we daarvoor nodig hadden, werd thuis nog
gevonden in een potje met papierlijm dat nog over was van vorig jaar en heel zuinig in het schuurtje bewaard was gebleven.
De hele constructie, inclusief het nieuw gekochte vliegerpapier gingen weer naar buiten, naar ons terras achter het huis. Een terras was het eigenlijk niet maar meer een aantal trottoirtegels met daartussenin een afvoerputje. Dat was nodig want het waswater van de houten wasmachine die buiten in een hoekje stond, moest toch ergens weg kunnen. Maar daar was weer genoeg plek om ook de laatste activiteiten aan onze vlieger te voltooien. Daar werd gemeten, geknipt aan het papier en gekeken dat het ook overal genoeg aansloot om het om te vouwen en met lijm ertussen te bevestigen.
De restanten van het papier werden gebruikt voor de staart van de vlieger, want zonder staart was het in de eerste plaats maar niks en bovendien was er dan geen evenwicht in de vlieger om hem recht in de lucht te kunnen houden. Beneden aan de vlieger werd een stuk vliegertouw bevestigd en daar aan werden de resten papier met een knoopje in het touw vastgemaakt waarbij de afstand tussen twee “strikken” zoals we ze noemden, tussen de dertig en veertig centimeter waren.
De hele staart was ongeveer drie meter lang. Ook deze lengte was weer met het
heilig oog van vader bepaald!
Als dit hele project dan afgerond was, zaten we zo ongeveer rond het middaguur, als we tenminste flink doorgewerkt hadden en er geen andere klusjes voor mijn vader tussendoor waren gekomen. Eerst werd er dan gegeten want met een lege maag kun je zelfs geen vlieger “oplaten”.
Samen aan de hand van vader, de vlieger onder de andere arm, de staart opgerold zodat deze niet over de grond sleepte, togen we in de richting van de Gulperberg. Vanuit de Nieuwstraat waar we woonden, gingen we via de Rijksweg waar we overstaken en het pad langs het tankstation van Fijen gebruikten om op de Oude Akerweg te komen. Na enkele honderden meters sloegen we rechtsaf, naar de zon zoals we het noemden. Ergens is de naam blijven hangen want tegenwoordig
heet deze “weg” de Zonweg. Dat was het voetpad naar de top van de Gulperberg, naar het Mariabeeld, want daar was het hoogste punt. Na ongeveer vijfhonderd meter ging het voetpad verder naar een weiland in waar geiten en schapen liepen. Van daar kwam je op de weg uit die de auto’s gebruikten om boven bij het beeld te komen. Deze staken we over en namen een afkorting in de vorm van een voetpad recht omhoog naar de top!
Eindelijk boven aangekomen, werd de vlieger in gereedheid gebracht en met een natte vinger gevoeld waar de wind vandaan kwam. Stonden we wel in de goed richting? Was het vliegertouw wel stevig genoeg voor deze vlieger? Was er wel voldoende wind? Als al deze vragen beantwoord waren, dan ging ons “monster” de lucht in. Het vliegertouw, dat we thuis al op een stok gedraaid hadden, stevig in de hand houdend, mochten we om de beurt de vlieger vasthouden. De ander die niet aan de beurt was, mocht een papiertje maken, dat we naar de vlieger konden “sturen”. Je kon zo een bericht geven aan de vlieger of je vroeg hem gewoon of het koud was daar boven?
Heerlijk om zo aan oude herinneringen terug te denken en nog steeds de smaak te proeven in de mond van het glaasje priklimonade dat we aan het einde van het vliegeravontuur kregen bij het limonadehuisje van de heer Beenen. Dit stond vlak bij het Mariamonument en vormde het slot van ons vliegeravontuur voordat we weer naar huis gingen.
Voor degenen die het nog interesseert, onze matrasvlieger, natuurlijk niet zelf gemaakt maar gewoon in de winkel gekocht, ging ook de lucht in. We scoorden er zelfs om de beurt een hoogterecord mee en vooral een record om hem zo lang mogelijk bij zo weinig mogelijk wind, in de lucht te houden.
Na afloop reden we met de auto naar beneden en met weemoed in mijn hart dacht ik aan de tijd dat ik zelf nog zo klein was als mijn kleinzoon nu. En nu was ik in de leeftijd van mijn vader destijds. Pap bedankt dat je me leerde vliegeren!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten