Bijna feest op de Keutenberg


Het moest er eens van komen, zij zouden het eventjes gaan regelen. Nardes en zijn kornuiten hadden een fijn plan bedacht.
In de huiskamer van zijn zus kwamen ze bij elkaar, de jeugd van de Keutenberg en ze vergaderden totdat het donker werd. En dat kon in deze tijd van het jaar toch wel eventjes duren want het was toch al begin juni.

Ze zagen het precies zo voor zich zoals zij dat alleen maar bedacht konden hebben: ze zouden een lange kegelbaan maken in de wei naast de boerderij van Kuipers want daar hadden Nardes en zijn zus een stukje weiland van pakweg vijftien meter breed en ongeveer honderd meter diep. Er stonden ook enkele fruitbomen maar die vormden geen beletsel om er een mooie baan aan te leggen. Nardes had wel zijn contacten met zijn schuttersvrienden in Wijlré, omdat hij daar commandant van de schutterij was. Daar kon hij wel bij een plaatselijk café negen kegels krijgen, die hoefden niet van super kwaliteit te zijn en als ze niet meer recht aan de onderkant waren, dan had hij altijd nog een zaag om er een stuk af te zagen en dan bleven ze staan! Een paar kegelballen waren daar ook wel te versieren.
Zo gezegd, zo gedaan. Nardes maakte een omweg de volgende dag toen hij van zijn werk naar huis liep. Hij kwam langs het schutterslokaal in Wijlré en toog daar vol goede moed naar binnen. Na een paar kleintjes en een rondje voor de kastelein was de kegelpartij geregeld. Hij mocht zich de dag vóór het weidefeest in het café melden en zou dan de kegels en de ballen in ontvangst kunnen nemen.
Opgetogen vertelde hij het goede nieuws aan zijn vrienden. Die waren dolenthousiast en hij nam het ene na het andere schouderklopje in ontvangst omdat hij alles zo goed geregeld had. Maar zelf was Nardes nog niet tevreden want met een kegelbaan alleen kon je nog geen feest houden waar het hele volk van de Keutenberg naar toe kwam.
Hij wees direct een paar van zijn vrienden aan die voor planken moesten zorgen waar ze een baan van konden maken, want door het gras kegelen dat ging nu eenmaal niet. Schele Hai en zijn vriend Huupke meldden zich om de planken te regelen. Zij hadden allebei in de zagerij van Lemmens gewerkt en konden daar nog wel iets regelen.
Maar wat konden ze nog meer op touw zetten? Ja, dat was het! Potgooien! Daar was ook niet veel voor nodig om dat op te bouwen. Zes lege blikken en enkele oude versleten sokken zouden al voldoende zijn. Nardes zou wel aan zijn zus Maarija vragen of er niet nog ergens versleten sokken van haar man Sjir lagen. Met een naald en een beetje garen kon daarvan een bal gemaakt worden en dat was al voldoende om de hele bevolking met plezier aan het potgooien te krijgen.
Ze hadden er ook nog aan gedacht dat het feest wel eens lang zou kunnen duren en dan was het donker, wat dan? Iedereen zou een petroleumlamp meenemen, spraken ze af, waarmee dan bij het donker ook nog verder gefeest kon worden! Poeh poeh! Alweer iets geregeld!
Tevreden als ze waren dat ze alles al tot zover geregeld hadden, gingen ze naar huis om van een verdiende nachtrust te genieten.

Nardes zat thuis nog wat na te kletsen met zijn zus en wist haar te overreden dat ze oude sokken kregen voor het potgooien. Hij vertelde haar wat ze niet allemaal al geregeld hadden en wat voor een groot feest het wel niet zou worden! Zijn zus Maarija vroeg hem tussendoor of hij er ook wel aan gedacht had dat hij een vergunning moest hebben van de gemeente om een feest buiten te organiseren. Verdomme, zei Nardes, dat ik daar niet zelf aan gedacht heb. Ik had het kunnen weten want bij de schutterij moeten we ook altijd een vergunning aanvragen bij de gemeente als we een schuttersfeest willen houden. Ik moet daar gelijk morgen na het werk gaan vragen hoe je zoiets aanvraagt!
Nardes, vroeg Maarija, heb je er ook aan gedacht dat de mensen misschien willen dansen? Dan heb je ook nog een dansvloer nodig, je weet wel zo’n “sjwiek”. Daarbij moet je dan ook nog een grammofoon regelen voor de muziek, of weet je misschien iemand met een trekharmonika? Dan heb je pas een echt feest!

De volgende dag na het werk, toog Nardes naar het gemeentehuis. Hij voelde zich de vertegenwoordiger van de jeugd van de Keutenberg, ze hadden nu een eigen Jonkheid zoals dat zo mooi in andere plaatsen heette! Vol goede moed als voorman van de nieuwe Jonkheid van de Keutenberg ging hij naar binnen en sprak de eerste de beste klerk die hij tegenkwam aan en vroeg hem aan wie hij een vergunning moest vragen voor een feest op de Keutenberg. Kom maar bij mij, ga maar even zitten, ik help je wel, zei de vriendelijke bediende. Hij pakte een groot papier en doopte zijn pen in het inktpotje om alles op te schrijven.
Nardes voelde zich de Koning van de Keutenberg die even hier naar het gemeentehuis van Wijlré kwam om een groot feest te regelen. Hij vertelde uitbundig wat de bedoeling was en wat ze al allemaal geregeld hadden en ook dat het feest wel eens kon duren tot ver na het invallen van de duisternis! Maar daar hadden zij voor gezorgd! Er zou genoeg licht zijn, niet alleen op de wei maar ook nog dat iedereen veilig de weg naar huis zou terugvinden! Alles geregeld door de Jonkheid van de Keutenberg!

De bediende schreef alles op, ook dat het feest door de Jonkheid werd georganiseerd want dat moest wel, anders kon de gemeente dit niet controleren.
Tevreden en voldaan over zijn grote daad, verliet Nardes het gemeentehuis in Wijlré. Op naar huis, naar de Keutenberg. De kortste weg, niet meer zoals andere keren, nog even in de kroeg binnenlopen, maar rechtstreeks naar huis. Hij liep via het voetpad langs de boerderij van L’Ortye  want hij wist dat daar een meisje werkte die ook net als hij nog vrijgezel was, maar ze was zeker in de stallen bezig bij de koeien, of ergens in het veld. Hij stak de Geul over en liep door de bende naar de Gronselenput waar hij het voetpad omhoog nam naar de Keutenberg.

Zijn zus Maarija en haar man Sjir waren net aan tafel gegaan toen Nardes binnen kwam. Opgetogen deed hij zijn verhaal over zijn bezoek aan het gemeentehuis en het aanvragen van de feestvergunning in naam van de Jonkheid van de Keutenberg! Ze luisterden zo gespannen naar zijn verhaal dat ze vergaten om te eten. Uiteindelijk schepte ook Nardes zijn eten op en ging bij hen aan tafel zitten.
Een hele week ging er voorbij waarbij Nardes elke dag na het werk aan zijn zus vroeg of er nog geen post voor hem aangekomen was van de gemeente. Maar nee, nog steeds niet. Wachten duurt lang en als je dat niet gewend bent, wordt je er ongeduldig van. Dagelijks kwamen ook zijn kornuiten hem vragen of hij al iets gehoord had. Maar nee, afwachten jongens! Geduld hebben, het komt wel goed. Daar was hij heilig van overtuigd!

Eindelijk na twee weken kwam het verlossende bericht! Schele Hai kwam al hard rennend naar het huis van Nardes. Hij had een krant in zijn hand en riep zo hard hij kon: “Nardes, Nardes, we staan in de krant, we staan in de krant!” Als één van de weinigen in het hele gehucht die lezen en schrijven kon, nam Nardes de krant. De gedenkwaardige krant van de Dag des Heeren: 9 juni 1938. En Nardes las voor:
Allen die zich intussen verzameld hadden, luisterden en vroegen aan Nardes om het nog eens te lezen. Het kon niet waar zijn! Wist hij wel echt dat dit daar geschreven stond? Was wel altijd alles waar wat er in de krant stond? Of was het soms weer een grap van een krantenschrijver die dacht dat ze op de Keutenberg toch geen kalender hadden en niet wisten dat het niet 1 april was?
’s Anderendaags kwam de postbode met de officiële brief van de gemeente met de jobstijding: geen feest op de Keutenberg, geen Jonkheid van de Keutenberg, geen kegelen en geen potgooien, geen “sjwiek” en geen trekharmonika ……..

Maar het leven ging verder en jaren later werd er nog gesproken van het geplande feest van de Jonkheid van de Keutenberg, ook nog toen Nardes het gehucht verlaten had en al enkele jaren gelukkig getrouwd was met zijn meisje, het meisje dat vroeger op de Hof aan het voetpad naar de Geul werkte. Nardes genoot nog steeds van het feest en vertelde het verhaal ook aan zijn trotse bezit, zijn kinderen die hij samen met zijn meisje had.
Oh, wat ben ik er trots op dat ik één van zijn kinderen ben!!!

Boekjes en Boeken

Reeds eerder verschenen er boekjes en boeken met de titels:

Gelukt - Jan Somers
Distels zijn ook bloemen - Jan Somers
FC Gulpen 1948-1950 Vör os jonges - Jo en Jan Somers

Wilt u de boekjes/boeken in uw bezit krijgen? Kijk dan op Mijnbestseller.nl

Rue Schneider 2010

Bonjour,
omdat ik een gelukkig en tevreden mens ben, wil ik steeds al mijn geluk met anderen delen.
Ik zit hier op mijn "balkon", een gesloten uitbouwsel van ons appartement en kijk uit op de Deken Schneidersstraat in Gulpen. We noemen het zelf de wintertuin, zowel in de zomer als in de winter heerlijk warm, gecreëerd door een zonnetje dat ons de laatste tijd wel heel erg verwend heeft.
Ik kijk naar buiten en neem waar. Het beeld is niet hetzelfde van gisteren of van de dagen daarvoor. Het beeld is vandaag anders. Nu op dit late avonduur staat er nog een lege marktkraam, vandaag overdag was hij helemaal gevuld met fruit. Toeristen die passeerden, genoten ervan en kochten fruit. De lokale bevolking was nog een beetje terughoudend.
Ik deed mijn ogen dicht en zag het al voor me. We waren verhuisd!
Vanaf vandaag wonen we in de Rue Schneider! We zitten midden in het centrum van Parijs en de stad bruist. Morgenvroeg worden we wakker en zingen met Jacques Dutronc: Il est cing heures, Paris s'eveille!
Tijdens het spitsuur liggen we aan de rand van de Route Nationale N 281 waarop iedereen probeert om zo vlug mogelijk het huiselijke adres of zijn werkplek te bereiken. De stoplichten houden iedereen even tegen en laten de mensen oversteken van de terrassen op de Place Marché naar de Rue Schneider.
Het begin is er en wie volgt? De zwerver? De muzikant met zijn gitaar en zijn onverzorgde haardos? De bakker ligt om de hoek, je broodje kaas kun je opeten aan de voet van het monument van de eenden die wegvliegen. Er is een stenen trap omheen gebouwd om op te zitten.
Een stukje verder zorgen een zestal bomen voor schaduw boven de zitbanken. De onderbuurman rijdt er heen met zijn scootmobiel, de buurvrouw van drie hoog, loopt erheen met haar rollator, de brievenbus van TNT staat er naast.
Welkom in de Rue Schneider!
De kikker kwaakt zijn water vanaf de Rue Teheux in de richting van het centrum.
Hij besproeit de vissen die onder zijn douche zwemmen.
Hij komt net niet tot aan de bloemenpracht die de helft van de straat siert: water borrelt er op aan het begin en aan het einde, trapsgewijs loopt het water naar beneden tussen de bloemen door.
Per dag wordt deze bloemenpracht wel honderd keer gefotografeerd! Mensen, toeristen, dagjesvolk, ze poseren voor de pracht en praal van de straat. Van de Rue Schneider!
Dan komt de spuitende en bruisende waterpomp die het water oppompt uit de Gulp en via een kronkelend paadje, dit weer terugbrengt naar zijn bron, de Gulp. De kinderen lopen er op blote voeten doorheen of laten er een bootje varen naar de Gulp, de hond die uitgelaten wordt, drinkt even bij dit warme weer.
De Gulp stroomt langszij en houdt de Rue Schneider in zijn toom, je kunt er naar afdalen en komt weer de trappen omhoog naar de rust van de Rue Schneider.
De troubadour zingt zijn chanson, de marktkoopman verkoopt zijn fruit, de toerist eet zijn broodje of zijn pain, de kinderen spelen in het water, de hond die uitgelaten wordt, drinkt er even aan, ik zit op mijn balkon en geniet mee met al die mensen, ze zijn van ons, we wonen hier en hebben dit allemaal voor onze deur, in de Rue Schneider.
Wilt u ons bezoeken, u kunt parkeren op de Place du Prince Guillaume Alexandre!
U bent welkom mijn beste vrienden, bienvenues mes chers amies, je vous aime!
Salutations, Jan

Doe voor mij maar een “kwakkwak”

We zitten vanavond in een restaurant te eten en twee tafels verder komt er een jong Engels stel aan een tafel voor twee zitten. Ze worden door de gastheer naar hun tafel begeleid en
hij brengt hen iets later ook de menukaart. Keurig netjes in goed Engels.
De menukaart is echter in het Nederlands en na ja, als toerist pas je je aan en gaat vlijtig aan het lezen wat de Nederlandse menukaart zoal te bieden heeft. Op de volgende vraag of ze ook de wijnkaart willen, reageren de Engelsen negatief want ze zouden al blij zijn als ze van het eten iets zouden begrijpen.
Ze beginnen met lezen, slaan zo nu en dan eens een bladzijde om en kijken of er misschien op de achterkant iets in het Engels staat, maar nee hoor.
Oh, daar komt de oplossing: een jongedame van de bediening beweegt zich in de richting van hun tafel, want ja, ze hebben nu lang genoeg gelezen, ze zullen wel weten wat ze willen.
De vrouwelijke helft van het Engelse stel vraagt aan de bediening wat een "eendenborstfilet"
is. Zo fonetisch als ze dat uitspreekt, kan ik met de beste wil van de wereld niet neerschrijven. Maar de bediening begrijpt haar en merkt ook al snel dat het Engelsen zijn!
Maar nu dat woord, hoe was dat ook al weer in het Engels?
Een eend of een gans of zoiets? En wat is ook alweer borst?
Dan glundert zij van oor tot oor want ze heeft het!!!

Vol overtuiging vraagt zij aan de Engelsen: "You know what a "kwakkwak" is?"

De Engelsen moeten gedacht hebben dat ze in een Donald Duck – film beland waren, getuige hun schaterlach!
Of ze ooit nog zullen weten wat ze in Nederland toen gegeten hebben, blijft voor mij een vraag!

Vliegeren met vliegers van vliegerpapier van Vliegen



Carnavalsdinsdag 2011, een mooie dag met een temperatuur van rond de twaalf graden, bijna
windstil en wij, mijn kleinzoon en ik, komen op het idee om uitgerekend op een dag als vandaag onze laatste aanwinst, een matrasvlieger te gaan uitproberen.
Waar kun je dat beter doen dan op de Gulperberg. Aan het einde van de vorige zomer hadden we deze gekocht en zo lang bewaard om ooit een keer te gaan uitproberen. We hadden via internet al diverse filmpjes bekeken hoe je met zo’n vlieger moest omgaan en wat je er allemaal voor kunstjes mee kon uithalen.
Het herinnert mij aan mijn eigen jeugd toen ik als jochie samen met mijn vader, destijds in de leeftijd die ik nu heb, samen een eigen vlieger maakte. Bij de houtzagerij van Lemmens in de Verlengde Nieuwstraat, toentertijd ook al de Langeberg genoemd, gingen we lattenwerk halen voor de vlieger. Tegenwoordig zou je daarvoor naar de Bouwmarkt gaan want zagerijen in die vorm als toen, bestaan vandaag de dag niet meer. Het zijn tegenwoordig “zaagfabrieken” waar de
zogenaamde panlatten gezaagd worden.
Dus gingen we destijds naar de zagerij en vroegen daar om een beetje afval dat we voor niks konden krijgen. Pap zei dan altijd, je moet naar afval vragen want dat is iets wat ze weggooien, ze kunnen daar niks meer mee. Als je vraagt naar latten, dan vragen ze geld daarvoor en dan wordt de vlieger te duur. Eigenlijk bedoelde hij dat we niet zo veel geld hadden om dit zo maar aan vliegers uit te geven. Hij was maar een gepensioneerde mijnwerker die met zijn jonge gezin
moest rondkomen van een pensioentje en van een paar oude guldens die hij nog als aanvulling op zijn AOW kreeg over een periode dat hij in de tijd rond de Eerste Wereldoorlog in Duitsland gewerkt had.
Zo gezegd, zo gedaan. De oude heer Lemmens vroeg gelukkig niets voor het afvalmateriaal en wij hadden de basis bij elkaar om een eigen vlieger te maken.
De latten werden thuis op maat gezaagd en we gingen buiten aan de slag. Binnen was hiervoor geen plaats want we maakten natuurlijk geen kleine vlieger! De langste lat was rond de één meter en de lengte van de dwarslat werd daarop aangepast zodat het een mooi geheel vormde. Ik ben er nooit achter gekomen hoe mijn vader dat “berekende” maar volgens mij had hij een heilig oog voor zulke afmetingen. Hij gebruikte hierbij ook geen duimstok of andere meetapparatuur.
Die hadden we gewoonweg niet.
Als de basis, het lattenwerk met vliegertouw aan elkaar bevestigd was, gingen we naar binnen, naar moeder want we hadden nu geld nodig. Mijn vader had wel een eigen beurs maar veel meer dan een medaille van Onze Lieve Vrouw zat daar niet in. Dus uit die schatkist konden we niet putten en gingen we naar binnen om aan moeder te vragen of we geld konden krijgen om vliegerpapier te kopen. Voor dit vliegerpapier, een soort papier dat net iets steviger was dan krantenpapier en leek alsof er een laagje plastic overheen zat, moesten we naar de gezusters
Vliegen.
Deze gezusters Vliegen hadden toentertijd in Gulpen een winkeltje op de hoek van de Nieuwstraat en de Rijksweg. Ze verkochten eigenlijk alles waar de mensen om vroegen, van snoepgoed tot bezemstelen, van dweilen tot boodschappentassen.
En dus ook in de zomer vliegerpapier!
Tegelijkertijd kochten we ook vliegertouw want dat hadden we nodig om de vlieger in de lucht te krijgen. Eerst werd er een stuk vliegertouw van het rolletje afgeknipt om de uiteinden van het lattenwerk van de vlieger met elkaar te verbinden. Dat was voor de stevigheid en vooral om het vliegerpapier goed te kunnen bevestigen. De lijm die we daarvoor nodig hadden, werd thuis nog
gevonden in een potje met papierlijm dat nog over was van vorig jaar en heel zuinig in het schuurtje bewaard was gebleven.
De hele constructie, inclusief het nieuw gekochte vliegerpapier gingen weer naar buiten, naar ons terras achter het huis. Een terras was het eigenlijk niet maar meer een aantal trottoirtegels met daartussenin een afvoerputje. Dat was nodig want het waswater van de houten wasmachine die buiten in een hoekje stond, moest toch ergens weg kunnen. Maar daar was weer genoeg plek om ook de laatste activiteiten aan onze vlieger te voltooien. Daar werd gemeten, geknipt aan het papier en gekeken dat het ook overal genoeg aansloot om het om te vouwen en met lijm ertussen te bevestigen.
De restanten van het papier werden gebruikt voor de staart van de vlieger, want zonder staart was het in de eerste plaats maar niks en bovendien was er dan geen evenwicht in de vlieger om hem recht in de lucht te kunnen houden. Beneden aan de vlieger werd een stuk vliegertouw bevestigd en daar aan werden de resten papier met een knoopje in het touw vastgemaakt waarbij de afstand tussen twee “strikken” zoals we ze noemden, tussen de dertig en veertig centimeter waren.
De hele staart was ongeveer drie meter lang. Ook deze lengte was weer met het
heilig oog van vader bepaald!
Als dit hele project dan afgerond was, zaten we zo ongeveer rond het middaguur, als we tenminste flink doorgewerkt hadden en er geen andere klusjes voor mijn vader tussendoor waren gekomen. Eerst werd er dan gegeten want met een lege maag kun je zelfs geen vlieger “oplaten”.
Samen aan de hand van vader, de vlieger onder de andere arm, de staart opgerold zodat deze niet over de grond sleepte, togen we in de richting van de Gulperberg. Vanuit de Nieuwstraat waar we woonden, gingen we via de Rijksweg waar we overstaken en het pad langs het tankstation van Fijen gebruikten om op de Oude Akerweg te komen. Na enkele honderden meters sloegen we rechtsaf, naar de zon zoals we het noemden. Ergens is de naam blijven hangen want tegenwoordig
heet deze “weg” de Zonweg. Dat was het voetpad naar de top van de Gulperberg, naar het Mariabeeld, want daar was het hoogste punt. Na ongeveer vijfhonderd meter ging het voetpad verder naar een weiland in waar geiten en schapen liepen. Van daar kwam je op de weg uit die de auto’s gebruikten om boven bij het beeld te komen. Deze staken we over en namen een afkorting in de vorm van een voetpad recht omhoog naar de top!
Eindelijk boven aangekomen, werd de vlieger in gereedheid gebracht en met een natte vinger gevoeld waar de wind vandaan kwam. Stonden we wel in de goed richting? Was het vliegertouw wel stevig genoeg voor deze vlieger? Was er wel voldoende wind? Als al deze vragen beantwoord waren, dan ging ons “monster” de lucht in. Het vliegertouw, dat we thuis al op een stok gedraaid hadden, stevig in de hand houdend, mochten we om de beurt de vlieger vasthouden. De ander die niet aan de beurt was, mocht een papiertje maken, dat we naar de vlieger konden “sturen”. Je kon zo een bericht geven aan de vlieger of je vroeg hem gewoon of het koud was daar boven?
Heerlijk om zo aan oude herinneringen terug te denken en nog steeds de smaak te proeven in de mond van het glaasje priklimonade dat we aan het einde van het vliegeravontuur kregen bij het limonadehuisje van de heer Beenen. Dit stond vlak bij het Mariamonument en vormde het slot van ons vliegeravontuur voordat we weer naar huis gingen.
Voor degenen die het nog interesseert, onze matrasvlieger, natuurlijk niet zelf gemaakt maar gewoon in de winkel gekocht, ging ook de lucht in. We scoorden er zelfs om de beurt een hoogterecord mee en vooral een record om hem zo lang mogelijk bij zo weinig mogelijk wind, in de lucht te houden.
Na afloop reden we met de auto naar beneden en met weemoed in mijn hart dacht ik aan de tijd dat ik zelf nog zo klein was als mijn kleinzoon nu. En nu was ik in de leeftijd van mijn vader destijds. Pap bedankt dat je me leerde vliegeren!

Aswoensdag in 1949 was mijn geboortedag

Op carnavalszondag 27 februari 1949 liep zij nog met een hele dikke buik rond. Ze waren beide in blijde verwachting van hun derde kindje. Het eerste kindje, een meisje, was helaas kort na de geboorte in 1946 overleden. In 1947 werd er weer een kind geboren, nu een jongen. Nu in 1949, nog wel op carnavalszondag, zo vlak voor de Vastentijd, kon het weer ieder moment zover zijn dat er iets geboren werd. Wat zou het worden? De vroedvrouw was al gewaarschuwd, ook de
buurvrouw van drie huizen verder was in alle paraatheid om te helpen als dit nodig mocht zijn.
Voor de carnavalsoptocht hadden beide, Maria en Nardes, niet veel interesse. Zij hadden
andere zorgen. Omdat ze pas op zeer late leeftijd getrouwd waren en Maria eigenlijk al een leeftijd bereikt had, ze zou op 16 april aanstaande haar vierenveertigste verjaardag vieren, dat je je eigenlijk moest afvragen of het nog verantwoord was om dan nog een kind te baren. De natuur gaat echter zijn gang en trekt zich noch van het weer noch van andere wetten iets aan. De natuur kent alleen maar zijn eigen wetten.
Ook carnavalsmaandag en -dinsdag waren niet van belang voor het jonge gezin. Maar de dag erna zou een hele belangrijke dag worden in het leven van beide. Ze hadden moeilijke tijden gehad, Nardes werkend bovengronds op de mijn en Maria alleen maar zorgend voor het gezin. Ze probeerden zo het hoofd boven water te houden in deze moeilijke na-oorlogse tijd.
Als er iets zelf gedaan kon worden, dan waren zij de eersten die dat deden. Nadat hij van de mijn thuis kwam, ging Nardes nog bij de boer werken. Of voor de overbuurvrouw, die een paar weilanden had, ging hij koeievlaaien spreiden. Bij een andere boer ging hij appelen rapen die van de bomen gevallen waren of stroopte het aardappelveld af nadat de oogst binnengehaald was. Hij mocht dat doen om nog aardappels voor zijn gezin te rapen. Het was een stukje extra beloning voor het karige loon dat hij verdiende. Van de opgeraapte appels werd appelmoes in weckglazen ingemaakt.
Op dinsdagavond 1 maart nog hadden de Zwaluwen van de Rode Duivels gewonnen met 1 – 2, nog wel in Gent, in het hol van de Vlaamse Leeuw. Keeper Frans de Munck, de Zwarte Panter, had weer een puike partij gekeept en de Rode Duivels geen schijn van kans gegeven. Later zou hij nog het doel verdedigen van Fortuna ’54 uit Geleen, in het bekende Mauritsstadion.
Aswoensdag 2 maart 1949 in Gulpen, in de Nieuwstraat, huisnummer C 87, het was eindelijk
zover. De weeën hadden zich aangekondigd, de buurvrouw stond gereed, alles was in paraatheid gebracht, wat kon er nog misgaan?
In die tijd geen carnavalsstemming in het gezin maar gewoon gezonde spanning van een jong gezinnetje dat in afwachting was van een tweede kindje en hoopte dat alles goed zou gaan.
Het was ook in die week dat op donderdag 3 maart weer de eiermarkt in Gulpen in ere hersteld zou worden. Vanaf deze week zou er weer elke week een eiermarkt plaatsvinden met aanvoer uit de wijde omgeving en natuurlijk uit Gulpen zelf.
Het was ook de week van het besluit van de gemeenteraad van Gulpen om een weg aan te
leggen. Maar niet zomaar een weg. Het zou een autobaan worden. Een nieuw woord voor die tijd. Het zou een weg worden naar de top van de Gulpenerberg om de schoonheid van de omgeving ervan te ontsluiten. De weg zou beginnen bij het centrum van Gulpen en dan omhoog over de kam van de heuvelrug naar Berghem, Crapoel, Landsrade en Heyenrath. Daar zou de weg Epen – Slenaken en de nieuwe weg elkaar ontmoeten. De schoonheid van de Geulvallei zal door deze nieuwe verbinding nog meer tot de verbeelding van de toeristen spreken. Ook voor de Ronde van Nederland en andere wielerwedstrijden opent de steile klim perspectieven.
En dan ishet zover, om 14.15 uur. Er is voldoende ontsluiting. Het mag gebeuren. Ik zal voor de eerste keer het daglicht kunnen aanschouwen na een verblijf van negen maanden in een warme, op het laatst in een te enge buik van mijn moeder.
Een blijde vader van bijna zestig, een blijde broertje die net twee jaar is geworden, een blijde buurvrouw en een gelukkige moeder omringen mij in mijn eerste levensuren. Samen met hen moet ik het leven aankunnen!
Ik kan het weten, ik was er bij,
Jan Somers,
geboren 2 maart 1949.

Geulkristallen februari 2012




Witte mollen, zwarte mollen



het weer is guur, maar toch, soms gaan we gewoon naar buiten en hebben
de grote behoefte om van de natuur te genieten. Vooral in deze tijd
van het jaar! De tijd is rijp voor het waarnemen van allerhande
natuurverschijnselen. Zo duikt er plotsklaps in Zuid-Limburg ook weer
de zeer zeldzame witte mol op !!
Ik trof hem aan samen met zijn zwarte soortgenoten toen ik op de
terugtocht was van een wandeling en kwam via Beertsenhoven naar de
Kieuwegracht in Gulpen.
Bijgaande foto maakte ik van dit zeldzame natuurverschijnsel: witte
mollen en zwarte mollen. Zelfs aan de kleur van de hopen die ze maken,
kun je ze herkennen.
Op internet kun je ze ook op foto waarnemen. Tik in Google "witte mol"
in en geniet van deze lieve diertjes.
Bij het nakijken van de andere foto's die ik maakte tijdens mijn
wandeling, zag ik de foto met het kopje van de witte mol.
Wilt u de witte mol gaan bezoeken, loop dan voorzichtig en vooral niet
praten tijdens het zoeken.