Reinart is de naam



Als ik hier toch al in de buurt van jullie dorp rondloop, kan ik me ook meteen maar even voorstellen, dan schrikken jullie niet meer zo als je mij ziet. Mijn naam is Reinart. Ik stam af van een heel oude bekende generatie waarvan eigenlijk mijn vóór-vóór-vóór-overgrootvader de bekendste is. Zijn naam was Den Vos Reinaerde en je kunt wel aan de spelling zien dat hij niet uit deze buurt kwam maar van ergens over de grens. Of beter gezegd uit het overbekende en beroemde Vlaamse land. Daar waar ze nog respect hadden voor ons en de namen nog schreven zoals ze uitgesproken worden!
Ik ben hier aan de wandel in de buurt van kasteel Neubourg. Nou ja, ze noemen het Neubourg wat zoveel betekent als nieuwe burcht maar ik zie hier in de buurt niet echt een oude burcht liggen. En als dit al de nieuwe burcht is, waarom zijn er dan allemaal die stellingen eromheen, alsof er aan gewerkt wordt?
Van mijn opa heb ik wel eens gehoord van een oude burcht en die zou geweest zijn in de weilanden die vroeger eigendom waren van Fit Bormans van Hoeve de Wijngaard. Als je de weg vanaf de Dolsberg kwam en dan overstak, kon je zo naar de plek lopen waar de burcht was. Die burcht had dan weer onderaardse verbindingsgangen naar het dorp. Mijn opa vertelde dat hij er wel eens in de gangetjes geweest was. Van de zijkant van de burcht, langs de grachten, waren er diverse ingangen. Je moest heel goed de weg kennen anders kon je daarin ook makkelijk verdwalen. Als de burcht nu nog gestaan zou hebben en de gangen waren nog open geweest dan hadden wij er nooit in gemogen volgens opa. Dat zou veel te gevaarlijk zijn geweest.
Eens op een dag was opa ook in de gangen geweest en hij had van verre een hond horen blaffen. Dat kwam wel eens vaker voor dat honden ook de gangen in gingen en dan niet meer de weg terug konden vinden. Dit keer was het geen gewoon blaffen maar het klonk meer angstig. Opa probeerde te luisteren om zo te weten te komen waar de hond kon zijn. Het klonk als een echo vanuit alle gangen. De arme hond moest wel heel erg bang zijn.
Plotseling kwam het geluid dichterbij en opa verstopte zich even in een zijgangetje. Hij was nu heel dichtbij en oh, daar zag opa al zijn glinsterende oogjes, helemaal nat van de tranen. Hij moest wel verdwaald zijn en wie weet waar hij wel vandaan kwam. Opa fluisterde naar hem: “Psssttt!” en hij reageerde! Hij vroeg, is daar iemand? Heb ik toch nog iemand gevonden die mij redden kan?
Ja, zei opa, kom maar hier naar mij toe. Ik kan je wel helpen. Maar vertel me eerst maar eens hoe kom je in deze gangen? Waar kom je eigenlijk vandaan? Waarom ben je eigenlijk de gangen naar binnen gegaan? Je hebt hier toch eigenlijk niets te zoeken, of wel?
Van louter schrik en natuurlijk van de vele vragen die opa allemaal aan hem stelde, kreeg hij geen woord uitgebracht. Hij had echt een hele tijd nodig om bij te komen, niet alleen van het lange wandelen door de gangen maar ook van het plotseling ontdekt worden door opa. Hij had er al niet meer op gerekend nog iemand tegen te komen en helemaal niet om nog een uitgang te vinden.
Hij vertelde zijn verhaal aan opa dat mensen hem de gangen in gejaagd hadden. Hij liep gewoon in het dorp in de dorpsstraat. Enkele mannen stonden daar te kletsen bij een oud huisje met een diepe kelder. Ze hadden het er over dat vanuit de kelder er gangen liepen naar de plek, waar vroeger een burcht was en waar de burggraaf gewoond had. Als je vanuit de kelder van het huis de gangen in ging dan zou je zo overal naar toe kunnen lopen. Waarheen wisten ze ook niet precies, maar ze wisten wel van horen zeggen, dat er gangen waren naar de oude kerktoren op het kerkhof en naar de oude burcht, die eigenlijk geen burcht meer was maar waar alleen nog een heuveltje met dennenbomen van over was. Dat wilden ze eigenlijk wel eens precies weten en toen hebben ze mij gepakt, zei de hond. Ze gingen met me de kelder in, daar was het heel donker. Ze zetten me daar neer en gingen zelf snel weer naar buiten. Met stokken sloegen ze op de deur om me bang te maken. Ik wist niet meer welke kant ik op moest, ik was zo bang van het geluid dat ik gewoon in een richting rende waarvan ik dacht dat dat zo ver mogelijk van de stokken vandaan was. Ik kwam zo in de gangen terecht en ben maar blijven rennen. Op een gegeven moment ben ik maar beginnen te blaffen en dacht dat mij misschien wel iemand zou moeten horen aan de andere kant van de gangen. Ik moest nu wel heel ver weg zijn van de stokken.
Gelukkig ben ik jou hier tegengekomen, sprak hij tegen opa, die hem vlug het gevoel gaf dat hij niet bang meer hoefde te zijn en dat opa wel de weg naar buiten wist. Opa zei dat hij zeker niet meer terug moest gaan naar die boze mensen. Laat ze maar geloven dat je verdwaald bent, of laat ze maar geloven dat je een uitgang hebt gevonden, maar ga vooral niet terug.
Samen gingen ze naar de uitgang waarbij opa voorop liep want hij kende de weg het beste. Toen ze buiten kwamen wees opa hem de weg naar de Dolsberg. Loop daar maar naar toe. Daar komen niet zoveel mensen en ben je met vrienden onder elkaar.
Dat was het verhaal van mijn opa waar ik nog vaak aan denken moet als ik hier langs de rand van het park rondom de nieuwe burcht loop. Alleen jammer dat mijn opa niet meer leeft anders dan zou hij ook beslist weten waarom er nog steeds zo hard gewerkt wordt aan de verbouwing van de nieuwe burcht. Die had toch al lang klaar moeten zijn? Ook het hekwerk rondom het park zou eigenlijk weg moeten en het hele park open moeten zijn voor iedereen.
Ach, waarom maak ik me zorgen? Ik heb gisteravond lekker gegeten, lekkere malse kip! En er lopen er nog een paar rond voor vanavond. Smakelijk!